Beknopte weergave van de verkondiging op Pinksteren, zondag 23 mei 2021, door predikant Evert Jan de Wijer vanuit de Oranjekerk. De teksten die centraal stond was Johannes 14:8-14. In dit gedeelte vraagt Filippus aan Jezus om de Vader te laten zien waarop Jezus antwoordt dat wie Hem gezien heeft, de vader heeft gezien.
De opname van de kerkdienst kunt u hier terugkijken of -luisteren.
Eerlijk gezegd, snap ik Filippus wel. Zijn naam geeft weg dat hij natuurlijk wel van Joodse afkomst was, maar inmiddels behoorlijk geseculariseerd. Zijn naam betekent in het Grieks zoiets als ‘paardenman’ en ik stel hem zo voor als iemand die natuurlijk nog wel de verhalen van zijn vaderen kent maar zelf inmiddels al lang en breed niet meer in de synagoge komt. Dat was hem toch te primitief, te weinig ontwikkeld, vergeleken met al die filosofen die hij nadien heeft leren kennen: Plato, de Stoa, noem maar op. Filippus is een zinzoeker en hij heeft sindsdien zijn hart goed kunnen ophalen. Hij zou zomaar als hipster in de Pijp kunnen wonen, zittend achter zijn havermelk latte, tenminste toen dat nog kon.
Alle levensbeschouwingen ter wereld overzichtelijk aanwezig in zijn stad. De kerk van vroeger heeft hij natuurlijk verlaten. Dat was niet langer meer houdbaar. Maar het zoeken naar zin, naar diepgang bepaald niet. Op dat gebied kun je je hart ophalen. De cursus mindfulness heeft hij gevolgd tot het dat toch ook niet helemaal was. Hij heeft bij de School of Life zijn licht opgestoken. Heel interessant! De cursus van de kunst van het converseren. Een snelcursus filosofie voor beginners. Het was natuurlijk wel wat aan de prijs maar dan had je ook wat. Yoga, Tango, therapie. Stukje politiek in De Balie, De Zwijger. Poëzie in Perdu. Leve Amsterdam! Een volgende kwam langs: Jezus. Hij sprak woorden van alzo hoge die hem intrigeerden. Hij probeerde nog een mede zinzoeker, Nathanael, voor hem te interesseren. Die bleek hoogst geboeid. Had nog een paar goede, nachtelijke gesprekken met Jezus, maar bleef toch liever in zijn eigen bubbel. Maar Filippus had zijn weg gevonden. Hij ging voortaan de Messiaanse weg.
En dat was fantastisch! In deze Jezus klonken al die oude woorden van zijn vader, de woorden over Mozes, de profeten en de geschriften, de woorden die vroeger zo gedachteloos lang hem heen gingen in die oude synagoge op gereformeerde grondslag, in hem klonken al deze oude woorden als nieuw! Als nooit eerder zo gezegd, zo gedaan, zo gehoord!
Maar zo snel verwisselt de oude mens zich niet voor de nieuwe! Er bleef iets knagen aan Filippus. Ook aan Jezus hing de sfeer van tijdelijkheid. En het leek wel alsof dat in de loop der tijd toenam. Eigenlijk, zo had Filippus de indruk, was Jezus nu al wekenlang aan het afscheid nemen. Alsof hij wist dat zijn uur gekomen was. En de toespraken die hij eigenlijk al vanaf hun laatste samenzijn, hun laatste maaltijd hield, hadden sterk het karakter van een afscheidsspeech, alsof hij het testament opmaakte van zijn leven. Een angstig gevoel bekroop Filippus. Het zou hem toch niet weer zo vergaan zoals het hem eigenlijk al zijn hele leven vergaan was? Goeroes komen en Goeroes gaan. Alain de Botton bleek het ook niet helemaal te zijn en over Jordan Peterson begon hij ook zo zijn twijfels te krijgen. Zou Jezus dan ook een episode zijn? Een mooie, misschien zelfs wel geweldige fase in zijn leven. Maar ook dan toch weer een fase die voorbij gaat? Een fase waarna je weer helemaal alleen in het leven teruggeworpen wordt? Dat wilde Filippus bij uitstek niet en hij besloot Jezus die vraag te stellen die hem al langer hoog zat. Een vraag waarmee hij Jezus zou kunnen laten gaan omdat er dan een andere zekerheid, een ander vastigheidje, in zijn bestaan voor altijd zou blijven. Hij verzamelde al zijn moed bij elkaar: ‘Heer, toon ons de Vader en het is ons genoeg’.
Een theaterregisseur – ook dat had Filippus natuurlijk gedaan, hij vond acteren heerlijk – een theaterregisseur had ooit tegen hem gezegd dat hij een prima acteur was. Het enige, zo had de regisseur eraan toegevoegd, was dat hij erg in zijn hoofd zat. Pas als Filippus de aanwijzingen uit en te na had bestudeerd en daar uitgebreid met iedereen over had discussiëren. Pas als het hele scenario vol onderstrepingen en voetnoten stond, pas dan kon Filippus het spelen. ‘Gooi je er eens gewoon in’, had de regisseur gevraagd. Gelukkig was Filippus toch al een beetje op dat acteren uitgekeken.
De vraag naar het zien van de vader, is de vraag naar samenhang. Is de vraag naar een overkoepelende theorie waarin zich misschien toch de Griekse achtergrond van Filippus verraadt. Filippus wil een filosofie die alles verklaart. Die zekerheid geeft. Natuurlijk niet langer meer op gereformeerde grondslag maar de aard van een gereformeerd beestje verloochent zich niet snel, hoe geseculariseerd je ook dacht te zijn. Je wilt het snappen. Je wilt het doorgronden. Wat je lief is, zou je het liefste in een doosje willen doen, ook al beknot je daarmee je wederzijdse vrijheid. Je wilt het neerpennen in een alomvattende dogmatiek. Je wilt het vastleggen.
Op de vraag naar een blikje achter de schermen, wijst Jezus op de relatie die zij met elkaar hebben. Hij noemt Filippus bij zijn hoogst eigen naam. ‘Filippus, Filippus, lieve jongen. Hoe lang ben ik nu al bij jullie?’ We hebben toch elkaar? We hebben toch elkaar gezien? En als je dat hebt gezien, als je mij hebt gezien, dan heb je de Vader gezien. Er is niets om op door te vragen. Er is niets achter de komma. Er is niets achter of boven deze werkelijkheid uit. En deze werkelijkheid is nu. Deze werkelijkheid is hier. Als wij elkaar zien, als wij elkaar liefhebben. Als wij elkaar bij onze naam noemen. Als wij elkaar zien, werkelijk zien, van aangezicht tot aangezicht. Dan hebben wij God gezien. En als je dat niet gelooft, of als je mij niet gelooft, en dat mag. Je hoeft niet alles te geloven wat ik over mezelf beweer. Kijk dan om je heen. Kijk naar mijn werken! Kijk waar het toch, soms even, onder mensen gebeurt! Daar gebeur ik! Daar vind ik plaats. Daar zijn mensen voor een tijd een plaats van God.
Lieve mensen, ik denk dat dat Pinksteren is. Dat ons grotere dingen toevallen die blijven. Want inderdaad, goeroes gaan en komen. En het is ook niet goed om je zo afhankelijk te maken van wat of wie zich nu weer meldt en je de wereld belooft. De Geest woont in ons. Houdt in ons huis en verbindt ons aan elkaar. Dat belooft wat. Maar het houdt ons vooral voor om het niet boven of buiten onszelf te zoeken. Op te willen stijgen op zoek naar meer, beter of nog diepzinniger. Nog heviger, nog vuriger. Nog meer ervaring met God en het liefst zo dichtbij hem als mogelijk. Want dat maakt ons uitermate kwetsbaar voor magere tijden. Als wij nauwelijks iets van God zien of ervaren. Maar te leven in zijn Geest, te leven met wat wij van God te zien kregen en hier en daar nog altijd zien. Dat houdt onze voeten op aarde. Dat houdt ons weldadig nuchter en matigt in ieder geval onze eeuwige honger naar meer. Een mens zou er zomaar die enorme markt van welzijn en geluk voor gaan verlaten en eens rustig gaan kijken hoe het ook alweer in de kerk op de hoek was.