Beknopte weergave van de verkondiging op zondag 16 mei 2021 door predikant Evert Jan de Wijer in De Thomas. De teksten die centraal stond was Johannes 17:14-26. In dit gedeelte heeft Jezus het met zijn leerlingen over hoe zij zich tot ‘de wereld’ moeten verhouden.
De opname van de kerkdienst kunt u hier terugkijken of -luisteren.
In de loop van mijn professionele bestaan kwam ik de uitdrukking natuurlijk wel vaker tegen: ‘Wij leven wel in deze wereld, maar wij zijn niet van deze wereld’. Als ik voor mijzelf probeer te reconstrueren waar ik deze uitdrukking voor het eerst hoorde, moet dat bij mijn aankomst als eerstejaars student theologie aan de Rijksuniversiteit van Utrecht zijn geweest. In alle eerlijkheid was het daar nauwelijks nodig om dat te zeggen, want ik keek mijn ogen uit en viel van verbazing in verbazing. Zelf kwam ik gekleed in de heersende mode, ongetwijfeld zal dat een t-shirtje, een spijkerbroek, Zweedse klompen en een ‘Kruisraketten de wereld uit om te beginnen uit Nederland’ button geweest zijn. Om mij heen zag ik strak geknipte jongens van mijn leeftijd, gekleed in stemmig driedelig zwart die bij nadere kennismaking reeds jaren getrouwd bleken te zijn, waarbij sommigen zelfs al een begin hadden gemaakt met hun ongetwijfeld grote kinderschaar. Dat zij niet van deze wereld waren, was mij meteen wel duidelijk. Maar ik had ook mijn ernstige twijfels of zij wel in deze wereld waren.
Onder de indruk van hun bijbelvastheid heb ik jarenlang gedacht dat dit een staande bijbelse uitdrukking was, ongetwijfeld ergens uit de brieven van Paulus, maar het blijkt toch echt een richtlijn uit de gereformeerde gezindte te zijn waar zij vandaan kwamen. Meest in de buurt komt inderdaad de brieven van Johannes, en hier vandaag het Johannesevangelie waar een scherpe tegenstelling wordt gemaakt tussen ‘de wereld’ en wat ik maar even voor het gemak de volgelingen van Jezus noem. We beginnen er eigenlijk meteen al in het begin van de Schriftlezing mee: ‘De wereld is hen gaan haten omdat zij niet van deze wereld zijn’. De conclusie is dan natuurlijk al snel getrokken: er is een groot verschil tussen de christelijke gemeente en de wereld om haar heen. Deze positie wordt heden ten dage welsprekend vertegenwoordigd door iemand als de Amerikaans-Nederlandse historicus James Kennedy die de gemeente graag ziet als een stad op de berg, een zoutend zout, een lamp boven de korenmaat die zich allereerst aan de wereld presenteert als een contrastgemeenschap: daar gaat het allemaal geheel anders toe. Ook een Rooms Katholiek theoloog als Erik Borgman neigt daartoe. Al gaan zeker deze twee schrijvers daar niet toe over, het risico is natuurlijk huizenhoog dat je daarmee de wereld, de wereld laat en je gaat beperken en concentreren op de kerk en het christendom. ‘Wij tegen de rest van de wereld!’ Daar heeft deze Johanneïsche theologie, die inderdaad dat scherpe contrast kent tussen de kring rondom de Messias en de wereld niet weinig toe bijgedragen.
De zaak wordt onmiddellijk op scherp gesteld als Jezus stelt dat de wereld zijn leerlingen is gaan haten omdat zij, net als hij, niet van deze wereld zijn. Misschien kun je je daar in historische zin iets bij voorstellen, in de zin van het mogelijke martelaarschap dat de vroege gemeente van Johannes al wat begon te kennen, al vind ik dat zelf wel wat speculatief. Het evangelie volgens Johannes is inderdaad iets jonger dan de overige evangelies maar toch niet zo jong om in de tijd van de martelaren in de vroege kerk te vallen. In literaire zin wil Johannes ons natuurlijk laten denken aan het feit dat Jezus deze toespraak houdt nadat Judas van tafel de nacht is ingegaan om hem over te leveren en Jezus na deze toespraak gevangen genomen zal worden. Maar wij leven toch niet in een dergelijk aangespannen tijd. Haat de wereld mij? Ik word hooguit een beetje meewarig aangekeken als ik zeg dat ik nog wel wat heb met die verhalen van God en mens en met de gemeente die zich met die verhalen inlaat. Maar haat? Nou nee!
Een aantal recente, maatschappijkritische commentaren vertalen dat woordje ‘wereld’ bij Johannes, consequent als ‘wereldheerschappij’. Ik vind dat verhelderend. Het is niet zozeer de wereld als zodanig die een haat heeft opgevat tegenover het Messiaanse verhaal maar the powers that be, de zittende macht. Zij die baat hebben bij het behoud van hun status quo en met groeiende onrust beginnen te vrezen dat hun dagen geteld zijn. Dat er een einde komt aan hun heerschappij, aan hun wereldorde. Aan hoe zij de samenleving hebben ingericht. Zij worden onrustig. Zij worden benauwd. En willen inderdaad deze beweging in de kiem smoren. Het is ook niet voor niets dat de tegenbeweging in het evangelie volgens Johannes consequent in Jeruzalem huist: het centrum van de religieuze en politieke macht. Sommige vertalers gaan zo ver, waaronder de vertaler van de Naardense bijbel, om het woord ‘jood’ en ‘joden’ in dit evangelie, steeds met ‘Judeeër’ te vertalen. Om allereerst dit evangelie te redden van antisemitisme, onder de reuk waarvan het lange tijd gestaan heeft. Maar ook om aan te geven dat de woede en de weerstand afkomstig was van groeperingen met een hoge status en beslist niet van bijvoorbeeld het landvolk uit Galilea of Jeruzalem.
Maar nu is het van belang om te zien dat Jezus in deze Schriftlezing zijn Vader in de hemel niet vraagt om zijn leerlingen van deze wereld, uit deze wereld weg te halen maar dat zij in deze wereld blijven. In deze wereld, niet in een andere, veilige wereld. Maar precies in die wereld waarin het hard tegen hard gaat. De gemeente wordt het dus niet toegestaan om zich terug te trekken in een klooster, in een sekte of bijvoorbeeld in de veilige en vertrouwde sociologische bedding van de Veluwe maar zij moet blijven, volharden, middenin dit weerbarstige en weersproken bestaan zelf. Middenin dit leven vol vragen, angsten, bedreigingen en twijfels. En de Heer vraagt God, in de Johanneïsche variant van het Onze Vader, of zijn kinderen daarbij verlost zullen worden van de Boze. Zij moeten deze wereld dus niet uit maar zij moeten zo snel mogelijk deze wereld in. Niet om aan deze wereld te ontsnappen maar juist om deze wereld te redden. Déze wereld, en geen andere of een geïdealiseerde wereld. Maar precies deze waarin het niet goed is. Waarin het niet op orde is. Waarin verdriet is, gemis. Schreeuwend onrecht. Precies in deze wereld moet je zijn.
Want uitgerekend Johannes, die zo’n tegenstelling lijkt te maken tussen de gemeente en de wereld, uitgerekend Johannes stelt keer op keer dat God de wereld heeft liefgehad. Zozeer lief dat hij zijn eniggeboren zoon gegeven heeft omdat hij de wereld niet wil veroordelen maar wil redden. De wereld! Deze wereld! Niet de kerk, niet wie toch al in God gelooft maar precies deze in verwarring, boosheid en verdriet verkerende wereld. De wereld die hen haat? De wereldheerschappij? Zeker, de gemeente heeft zich te verstaan met de macht, met wie hoog gezeten is. Het is niet de bedoeling dat je je daarvan afkeert, zoals Jezus ook tijdens zijn proces bepaald niet blijft zwijgen, als we bijvoorbeeld denken aan zijn scherpe dialoog met Pilatus. Er is wel degelijk een ondervraging vanuit de gemeente van de machtspolitiek, van wat er in de samenleving gebeurt en of dat rechtvaardig, of dat goed is. Maar het gaat met name om solidariteit met wie in die wereld gemangeld, geknecht wordt. De kleinen en de onmondigen. Zij die in die wereld zijn, zij die zich steeds maar weer moeten verstaan met deze duisternis, deze wanhoop, dat schreeuwen. Deze wereld heeft God lief en in navolging van deze God zullen ook wij deze wereld liefhebben.