Beknopte weergave van de verkondiging van zondag 21 maart 2021 door Evert Jan de Wijer in De Thomas. De tekst die centraal stond was Johannes 12:20-36 waarin Jezus op een cryptische manier zijn afscheid aankondigt.
De opname van de kerkdienst kunt u hier terugkijken of -luisteren.
Laat ik het nu maar meteen bekennen: ik behoor tot tot die velen die afgelopen woensdag strategisch gestemd hebben. Daartoe waren vele overwegingen – ik verloor me zelfs een beetje in het verslavende strategische spel hoe mogelijk een werkelijk vernieuwend leiderschap daadwerkelijk tot regeren zou kunnen komen – maar misschien moet ik toch eens gewoon het platte motief onder ogen zien dat ik eindelijk wel ook eens tot de winnaars zou willen behoren. Jarenlang verhinderde een vreemd soort partijtrouw mij dat. Op een zeker moment zelfs een bijna irrationele trouw aan de verliezers. Ik ontkende zelfs dat mijn eigen politieke bewustzijn zich verwijderde van de ontwikkeling van die partij. Stemwijzers wezen anders aan maar met een vreemd soort hondentrouw bleef ik het vertrouwde vakje aankruisen. Tot afgelopen woensdag dus en ik moet zeggen: dat voelde goed! Een mens zou er bijna van op de tafel gaan dansen.
Er waren enige Grieken in de stad, in Jeruzalem, die opgingen op daar het Paasfeest te vieren. En zij willen Jezus zien. Jezus is dan weliswaar net niet op de tafel gezet om zijn overwinningsdans te dansen maar in ieder geval op een ezelsveulen triomfantelijk als de koning van Israël binnengehaald. Hij is de absolute winnaar. En als je wint, dan heb je vrienden. Rijen dik, echte vrienden! De mare dat hij Lazarus uit de dood heeft opgewekt, gaat als een lopend vuurtje rond. Dat steekt het volk aan en de Farizeeërs hebben het nakijken. Hoewel hun spindokters nog overwegen niet alleen Jezus maar ook Lazarus min of meer opnieuw te doden, is er geen houden meer aan. ‘Gij ziet voor uw ogen’, zo zeggen de Farizeeërs eigenlijk net voordat onze lezing van vandaag begint, ‘dat heel de wereld, heel de kosmos, hem achterna loopt’.
Filipus en Andreas, de twee Griekstalige leerlingen van Jezus, zien wel iets in Jezus maar zullen toch vooral menen dat zij hier te maken hebben met een soort Godmens of halfgod. Een Heracles die een nog indrukwekkender werk verricht dan de Griekse mythe: een dode weer tot leven wekken. Dat willen zij zien. Daar willen zij bij zijn. Bij deze winnaar, deze overwinnaar van de dood, willen zij horen. Op deze tafel willen zij wel dansen.
Ergens zou je hopen dat dat ook gebeuren zou. Dat ze Jezus zo zouden kunnen zien en dat zij samen de overwinningsdans op de dood zouden kunnen dansen. Maar in plaats daarvan, zoals zo vaak in dit cryptische evangelie volgens Johannes, geeft Jezus een volstrekt onverwacht antwoord. Allereerst begint hij te zeggen dat nu zijn uur gekomen is. Dat is een belangrijk motief in dit evangelie volgens Johannes. Steeds klinkt het dat dit uur nog niet gekomen is, bijvoorbeeld toen zijn moeder hem maande iets aan het gebrek aan wijn te doen op de bruiloft van Kana.
Maar nu dan is dat uur gekomen. Johannes beschrijft dat Jezus het licht zelf en roept hij zijn kinderen op om in dat licht te wandelen voordat de duisternis valt. Nu dat verlangen ook de volkeren rondom heeft bevangen, is het uur U daar.
Maar dat duister dan? Dat is er kennelijk ook. Daarin moet deze graankorrel ten onder gaan om veel vrucht voort te brengen. Daarover is in de kerk veel te onbekommerd en te klip en te klaar gepraat. Iets als het ‘dierbaar bloed tot reiniging van onze zonden’, zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis het zegt. En dat is waar maar het dreigt een cliché te worden als het niet steeds weer opnieuw uit de Schriften wordt opgediept. Wat Jezus hier zegt, is dat hij bereid is om tot de verliezers te gaan behoren. Zijn competentie bestaat uit het volstrekt afzien van enige vorm van competitie. Hij blijkt eén te willen zijn en blijven met de massa perditionis, de massa damnata die uiteindelijk heel het volk, alle mensen, inclusief de Grieken zijn, die hem willen zien. Want uiteindelijk valt hun leven, valt ons leven te beschrijven onder de verzuchting die wij straks in de cantate van Telemann zullen horen: ‘Du bist verflucht!’ (jij bent vervloekt!). Dat klinkt natuurlijk loodzwaar. Maar het wil vooral iets zeggen over ons vergeefse leven, in al onze halfslachtigheid, angsten en twijfels. En daar gaat deze God op in. Daar gaat deze God aan onderdoor. Maar precies dat zal de ban breken en de vloek verdrijven. Van goden die op zichzelf wilden blijven, daar weten de Grieken, daar weten de heidenen alles van. Maar een God, die ingaat en opgaat in ons bestaan, in ons vervloekte en oeverloze leven, dat is iets volstrekt nieuws! Dat is een unicum!
Maar dat betekent iets volstrekt paradoxaals. Het behelst een structureel vertrouwen in de verliezer. En het betekent zelfs dat dit verlies een overwinning of, om het met de woorden van de evangelist te zeggen, een verheerlijking zal blijken te zijn. Een bevrijding, een uittocht uit ons vervloekte bestaan, waarvoor dit paaslam bloeden wil zodat de dood aan onze deur voorbij zal gaan. We moeten uitkijken dat dit zich stolt tot een koud leerstuk. Je zou er eigenlijk over moeten zingen en Goddank gaan we doen ook.
Maar het betekent dat je de weg van de verliezers gaat. Niet dat je het lijden opzoekt. Dat is raar en ook al veel te veel in de kerk gezegd. Dat je je leven niet moet liefhebben en zelfs haten. Maar het is de vraag of je je wilt toevertrouwen aan deze bevrijdingsweg. Of je mee wilt gaan in dit licht van de bevrijding, op weg naar het land van de belofte. Aan de hand van Mozes, met de Bevrijder voorop, als een wolk overdag en een vuur in de nacht. In de wereld kan het dan soms lijken dat je verloren hebt. Maar precies in dat volgelingschap staat de overste van deze wereld met zijn mond vol tanden. Dan worden wij bevrijd uit onze slavernij, uit onze knechting aan de dood, het verdriet, het onvolkomen leven. Dan zijn de poppen aan het dansen. Desnoods op tafel.
Deze veertigdagentijd is alleen anders dan andere jaren en we zitten in deze tijd aan de grenzen van het kunnen. Ook voor de Thomas is de vraag: ‘Wat hebben we nog in huis?’
Daarom staan deze veertig dagen bij de Thomas in het teken van oases van hoop in quarantainetijd.
Wees welkom om op adem te komen en bij te tanken. We geven wat woorden door. Maar ook liedjes en beelden van hoop. Kleine woorden en daden van verzet tegenover duivelse verleidingen om alles maar bij het oude te laten en de hoop op beter te laten varen. We vertellen wat ons vertrouwen geeft.