Nu al meer dan een week lang schijnt mij de werkelijkheid surrealistisch toe. Eigenlijk verkeer ik in een constante staat van verwondering over hoe ons leven hier gewoon doorgaat. Hoe wij fietsen, de boodschappen doen. Het hondje uitlaten. Een vergeten deuntje neuriën en voorzichtig, zij het achter glas, genieten van de eerste zonnestralen. En dat terwijl… Terwijl uit mijn hoofd maar niet de beelden verdwijnen van een megalomane dwaas in een bunker, totaal losgeslagen van de werkelijkheid die vrijelijk de beschikking heeft over een nucleair arsenaal.
Moedeloos makend en ook verwarrend zijn alle beelden die ons bereiken. Het zijn er ook veel te veel. Maar wat mij bijblijft en waarvan ik niet slapen kan, zijn kleine scènes, op mijn eigen menselijke maat geschreven: de vrouw met het bebloede gezicht. De wat corpulente oudere man die machteloos huilend in zijn autostoel terugzakt om zijn kleinkinderen op te halen en al even machteloos Poetin vervloekt en wenste dat hij nooit geboren was.
En wat doen wij? Wat kunnen wij?
Eigenlijk niet veel anders dan onze eigen kleine, tedere en kwetsbare verhalen tegenover die grote en fatalistische verhalen van geweld zetten. Dus inderdaad met ons hondje wandelen. Ons verheugen in het lenteweer en over elkaar. Dat wij er zijn en dat wij op elkaar gesteld zijn. En dat, zoals Sting ooit zong, we hopen dat de Russen op diezelfde wijze ook van hun kinderen houden. Want tegenover de dood en de doodsdriften, hebben wij eigenlijk alleen maar dat in te zetten: de dagelijkse daden van liefde en genegenheid. Precies zo staan wij op uit ons defaitisme. Precies zo bevrijden wij ons uit de ketenen van de angst en de argwaan. Precies zo geven wij ons over aan de taal van de hoop. Aan de taal van het verlangen. Aan de taal van de liefde. Dat het zal redden. Dat het zal winnen.
Evert Jan de Wijer, 23 maart 2022
(clip 2022, Sting – Russians)