Beknopte weergave van de dienst op zondag 26 september 2021, door predikant Evert Jan de Wijer vanuit de Thomas. De tekst die centraal stond was Genesis 1 en 2: 1-7. In deze eerste hoofdstukken van de Bijbel wordt beschreven hoe de wereld geschapen, geordend wordt.
De opname van de kerkdienst kunt u hier terugkijken of -luisteren.
De Bijbel begint met het scheppingsverhaal waarin het universum geschikt wordt gemaakt. Het scheppingslied is zelfs een daad van verzet, zo beweert Evert Jan de Wijer. Net als het kunstwerk ‘Origins’ van kunstenaar Ivan Cremer dat momenteel in de Thomaskerk staat, gaat het over de geboorte van de mens, van wieg tot graf.
Het Bijbelse scheppingsverhaal begint bij de Hebreeuwse letter Bet ב. De voor een aantal van u overbekende beginzin: ‘In den beginne schiep God hemel en aarde’ zou dus eigenlijk met een B moeten beginnen. U hoorde de vertaler van de Naardense bijbel een poging daartoe doen: ‘Bij begin’. De Hebreeuwse letter Bet is een interessante letter. U weet, het Hebreeuws wordt van rechts naar links geschreven. En zo is deze letter naar alle kanten afgesloten: Naar wat eraan vooraf gaat. Naar wat het te boven gaat. Naar wat achter en onder ons ligt. Er is eigenlijk maar één opening. En die is naar vooruit. Die is naar de toekomst die ons te wachten staat. Die staat geheel en al open voor het verhaal van God en mens. Dat specifiek menselijke verhaal van God en mens dat vanaf nu, vanaf den beginne, zal volgen. Dat kleine en kwetsbare verhaal temidden van al die grote, die veel te grote dingen om ons heen. Maak je niet druk, zo lijkt deze letter wel te willen zeggen, maak je niet druk om alles wat te boven gaat. Die oneindige ruimtes, om het met de filosoof Pascal te zeggen, maken je toch alleen maar bang. Maar durf je in te laten met dit specifieke verhaal. In dat verhaal zullen we vallen en opstaan. Maar we kunnen bovenal onze angst laten varen. Er is een opening gemaakt. Het doek is open. De voorstelling kan beginnen. Onze verbeelding mag aan de macht komen.
Ik ken geen enkele kosmogonie, geen levensbeschouwing, geen filosofie die hetzelfde doet. Altijd is het begin van de aarde een woest gevecht van goden en mensen. Het lot drijft ze voort. De willekeur van alles wat er gebeurt. Eigenlijk zijn zowel goden en mensen de voortdurende speelbal van wat hen allemaal overkomt. Het leven zelf is eigenlijk een voortdurende strijd. Een tombola van willekeur waarin nu eens die en dan weer die komt bovendrijven. Het zijn de ondoorgrondelijke gangen van een blind universum. Uiteindelijk gaat het toch allemaal op in het niets. En wat is een mens nou helemaal? Niet meer dan een stofje in het licht van de oneindigheid. Ten prooi aan het onverschillige licht van zon en maan waarvoor je maar beter buigen kan?
Hoe komt Israël dan aan die vrolijke arrogantie, aan de vreemde vorm van overmoed om nu juist dit verhaal te vertellen? Het verhaal je niet langer druk te maken over wat allemaal aan jou voorafgaat, of wat daar bovenuit gaat of wat je naar beneden zuigt? Hoe kan Israël ons zo onophoudelijk dat liedje van vertrouwen toezingen? Alsof Israël niet wist wat er in de wereld te koop was. Dit verhaal van het begin zou historisch gezien eigenlijk heel ergens anders in de Bijbel moeten staan. Dit verhaal werd opgetekend tijdens de ballingschap van het volk van God in Babel. Toen ze alle oriëntatie kwijt waren en leefden temidden van de machtigen die hun macht ook nog eens goddelijk verdubbelden. In de naam van de goden van zon en maan waren hun plaatsvervangers op aarde slavendrijvers. Het volk van God zat gevangen tussen de machten die pretendeerden boven en onder hun te staan en aan hun bestaan vooraf te zijn gegaan. Zodat de mens eigenlijk maar één ding te doen staat: zich te voegen in dat bestaan. Het Scheppingslied van Israël is een daad van verzet. Het desacraliseert zon, aarde, maan. En het humaniseert het bestaan. Het woord is aan de mens!
In dit scheppingslied worden de dingen geordend. Licht en donker, de wateren, het land, het wordt allemaal hun plaats toegewezen. Maar dat betekent ook dat zij allemaal hun plaats moeten kennen! Zon, maan en sterren, het zijn niet langer meer goden die over de mens en zijn bestaan heersen. Zijn bestaan staat niet langer meer onvermijdelijk in de sterren geschreven. Maar zij worden vrolijk gereduceerd tot lichtjes die het verhaal van God en mens bijlichten. Zodat God en mens elkaar beter kunnen vinden. Vooral als het nacht is. Want dan vind je elkaar soms wat moeilijker omdat het dan zo donker is.
Het universum wordt dus geschikt gemaakt. Als een tuin of een parkje. Geordend. Alsof het nog op iets wacht. Of beter gezegd, alsof het wacht op een entree. Alsof het wacht op de entree, op de komst van de mens.
Van alle dagen die genoemd worden, horen we na afloop van het dagelijkse werk, dat het goed was. Toch worden die dagen slechts vluchtig, bijna haastig geteld. Alsof ze er nog steeds niet echt toe doen. Het klinkt ook steeds, als een doorlopend refrein: het was weer een dag. Maar de dag, de enige dag die in de grondtaal met een bepaald lidwoord wordt aangeduid: de dag der dagen. De enige dag waarvan ook gezegd wordt dat die niet alleen goed is maar zelfs zeer goed. Dat is de dag waarop de mens verschijnt. De geboorte van de mens.
En in het beeld ‘Origins’ van kunstenaar Ivan Cremer dat momenteel in de Thomaskerk staat, zit dat verweven: de geboorte van een mens, van wieg tot graf. Uit de aarde genomen, uit woeste en aardse materialen. Om langzaam te vervluchtigen, ijler te worden totdat een mensenleven weer vervliegt. En verder alles wat daartussen zit aan grandeur en misère, aan geluk en verdriet, aan hoop en wanhoop. Ook is dit beeld een expressie van twee mensen die zielsveel van elkaar houden, kinderen en zo uiteindelijk ook de kunstenaar zelf voortbrengen. Maar elkaar op een zeker moment moeten laten gaan. Wie goed kijkt, ziet hier de hoed van de flamboyante echtgenote van de bouwmeester van deze kerk terwijl hij zelf vertrekt met de zonnestraal van het laatste licht nog op zijn voorhoofd. Het ballet van Hans van Manen dat hier dagelijks op de muur wordt geprojecteerd verbeeldt zoals de wanhoop als de eerste verliefdheid van deze twee ooit jonge mensen die elkaar zien tijdens een bombardement in een schuilkelder in de Euterpestraat en in elkaar hun tegenover ontdekken. In deze kerk die daarom zo goed en harmonisch aanvoelt omdat hij letterlijk op menselijke maat is gebaseerd, staat dus in haar midden het verhaal van de mens centraal. Het verhaal van deze twee mensen. Maar ook het verhaal van de hoop en het vertrouwen dat mensen hier opdoen. Of het verdriet dat hier even mag zijn. De kwetsbaarheid die je lang niet overal kunt tonen. De vertwijfeling van de pastor in zijn lege kerk, zoals ik het onlangs nog over de Thomaskerk in het journaal hoorde. Maar toch bovenal de hoop op beter die hier af en toe gegrepen wordt. Het vertrouwen op de goede afloop. Wat wij hier en in andere vrije burchten geloven, is dat onze oorsprong aan de goede kant is opengebroken en dat wij daarom hoopvol kunnen vertrouwen op het verhaal van God en mens, ook weer in dit seizoen.